Aanmelding

Eerst komt er een aanmelding. Dit kan op eigen initiatief zijn (via de ouders of via de patiënt(e) zelf), maar kan na verwijzing door de leerkracht, de zorgcoördinator, het CLB, de huisarts, de kinderarts, de N.K.O.-arts, de neuroloog, de orthodontist,… Dit gebeurt meestal telefonisch. Daarbij maken we een eerste afspraak voor een gesprek en een onderzoek.

Onderzoek

Eerst volgt een anamnese gesprek om zo de hulpvraag te weten. We brengen u daarbij ook de hoogte van de praktische werking van de praktijk. Daarna volgt een uitgebreid onderzoek om zo het dossier voor terugbetaling ziekenfonds op te maken. Informatie van derden wordt ingewonnen.

Behandeling

Het handelingsplan wordt uitgewerkt om doelmatig te werk te gaan. Het tijdstip, plaats van de setting en de frequentie worden afgesproken waarna spoedig de therapie kan starten. Alles is afhankelijk van de ernst van het probleem.

Logopedie is een paramedisch beroep in de gezondheidszorg en in het onderwijs. De logopedie houdt zich bezig met de preventie, het onderzoek en de behandeling van stoornissen en beperkingen op het gebied van spraak, taal, stem en gehoor.

Mensen denken nog vaak dat logopedie enkel ‘mooi leren praten’ is. Het is echter veel meer dan dat. Of beter: het is veel meer dan dat geworden. Doorheen de jaren is communicatie belangrijker geworden in de maatschappij: correcte articulatie, een heldere stem, correct taalgebruik, vlot lezen en schrijven,… Een stoornis in die communicatie beperkt onze mogelijkheid om kennis en informatie te delen met anderen of om onze emoties te uiten.

De communicatie verbeteren is de taak van de logopedist. Dat wil zeggen dat verschillende vormen van communicatie aan bod komen: een taal spreken (goede zinnen bouwen, juiste woorden gebruiken, correct articuleren, met een heldere stem spreken), lezen en schrijven, gebarentaal, spraakafzien en ondersteunde communicatiesystemen. Rekenen steunt ook op taal: de handelingen worden in een talige vorm gegoten. Denk maar aan de tafels van vermenigvuldiging: twee groepjes met twee blokken samenvoegen wordt uiteindelijk vertaald als ‘twee maal twee’. Bij een logopedist kun je dus ook terecht met rekenproblemen

Een overzicht van de behandelingen die we aanbieden:

Articulatietherapie

Kinderen leren de klanken stap voor stap gebruiken. Tot op een bepaalde leeftijd zijn spraakproblemen dus heel normaal. Wanneer deze problemen echter blijven, wordt gesproken over een articulatiestoornis. Het betreft hier stoornissen waarbij spraakklanken niet of verkeerd uitgesproken worden. Het kan dus zowel om een weglating, vervanging of vervorming gaan. De bekendste articulatiestoornissen zijn het lispelen en het niet kunnen uitspreken van de [r]. Soms komt een meervoudige articulatiestoornis voor. Daarbij worden verscheidene klanken weggelaten, vervangen of vervormd.

Articulatiestoornissen komen soms voor in verband met een afwijkend mondgedrag waarbij we denken aan mondademen, duimzuigen en tongpersen (foutief slikken). Deze foutieve gewoonten leiden tot een spraakstoornis en kunnen ook de uitgroei van het gebit belemmeren.

Ook bij volwassenen kan een spraakstoornis voorkomen, dysartrie genaamd. Dysartrie is een spraakstoornis die wordt veroorzaakt door een beschadiging van het zenuwstelsel. Hierdoor werken de spieren die nodig zijn voor het ademen, de stemgeving en de uitspraak onvoldoende. Vaak is dat een beroerte of hersenbloeding, multiple sclerose, ALS, Parkinson, tumoren, een operatie of een ongeval. De ernst en de omvang van de stoornis zijn onder andere afhankelijk van de plaats en de ernst van het letsel. De logopedist geeft oefeningen om de spraak en de andere mondfuncties te verbeteren. Daarnaast wordt er ook gezocht naar hulpmiddelen om de spraak te ondersteunen of te vervangen. Sommige mensen gaan minder goed verstaanbaar of onverstaanbaar spreken, maar ook problemen met kauwen en slikken komen vaak voor.

Taaltherapie

De taalontwikkeling verloopt volgens een bepaald patroon. Rond 5 a 6 jaar heeft een kind een redelijk taalinzicht. Deze ontwikkeling kan echter vertraagd of afwijkend verlopen. Er kunnen problemen zijn met het begrijpen van taal, met de productie van taal (het zich uiten) of op beide gebieden. Deze deelgebieden kunnen weer worden onderverdeeld in onder andere de woordenschat, woordvorming, zinsbouw, verhaalopbouw en taalgebruik. Door middel van een taaltest zal er worden onderzocht op welk gebied of gebieden het probleem zich voordoet. Het is belangrijk om een taalstoornis vroegtijdig aan te pakken. Bij een vertraging in de spraak- en taalontwikkeling wordt het kind niet goed door de omgeving begrepen en het kan zich niet goed uiten. Dit kan tot gedragsproblemen leiden als opstandigheid en driftbuien als het niet begrepen wordt. Sommige kinderen gaan zich juist steeds meer terugtrekken. Ook het leren op school kan daardoor moeizamer verlopen.

Taalproblemen bij volwassenen vinden hun oorzaak in een hersenbeschadiging; meestal ten gevolge van een CVA (herseninfarct). Dit heet afasie. De ernst en de omvang van de stoornis zijn onder andere afhankelijk van de plaats en de ernst van het hersenletsel. Sommige mensen begrijpen nog alles, maar kunnen niets zeggen of kunnen maar niet het juiste woorden vinden. Soms hebben mensen moeite met het maken van de juiste klanken bij de woorden of bedenken soms woorden die totaal niet bestaan. Ook het bouwen kan zinnen kan moeilijk zijn. Vanzelfsprekend geeft dit vaak grote communicatieproblemen. Het is belangrijk om zo snel mogelijk na een herseninfarct te beginnen met de therapie omdat het meeste herstel kort na het herseninfarct optreedt. Soms is de taal zo ernstig aangetast dat er (tijdelijk) een communicatie hulpmiddel moet worden gezocht.

Leerstoornissen

Steeds vaker ondervinden kinderen moeilijkheden om de leerstof die hen wordt aangeboden zelfstandig te verwerken. We spreken van leerproblemen als we daar vlug verandering in krijgen. Sommige kinderen hebben echter een achterstand opgelopen. Door een inwendig probleem blijven de moeilijkheden hardnekkig aanwezig. Dat zijn kinderen met een normale intelligentie, maar door tekorten in het taalvermogen krijgen ze problemen met lezen, schrijven en/of rekenen.
We kunnen spreken van:
• een leesstoornis (dyslexie): het omzetten van schrijftaal naar spraak is gestoord
• een schrijfstoornis (dysorthografie): het omzetten van de gesproken taal in geschreven taal verloopt moeilijk
• een rekenstoornis (dyscalculie): een achterstand voor specifieke rekenvaardigheden

Dyslexie

Ongeveer 10 procent van de kinderen heeft moeite om het lezen en schrijven onder de knie te krijgen. Bij een deel van deze kinderen blijkt dat dit een ernstig en hardnekkig probleem te zijn. Dan is er sprake van dyslexie. Sommige letters worden vaak verwisseld. Je kind blijft maar spellen terwijl de meeste kinderen in de klas dat niet meer doen. De fouten die zij maken lijken op verstrooidheidsfouten die gemakkelijk te vermijden waren bv. ‘kineren’ in plaats van ‘kinderen’ schrijven. Zij lezen hun vragen dikwijls verkeerd en antwoorden dan ook fout of onvolledig. In vreemde talen geeft dit heel wat problemen.

Dysorthografie

Kinderen met dysorthografie hebben opvallende en hardnekkige spellingsmoeilijkheden. Schrijven zonder fouten lukt niet. Het lijkt wel of je kind de spellingregels niet kan onthouden. Soms schrijft je kind de woorden zoals hij of zij ze hoort. Vaak is er een ook een gestoord handschrift dat moeilijk leesbaar, ongeordend en slordig is.

Dyscalculie

Kinderen met dyscalculie hebben ondanks een goede intelligentie zwakke rekenprestaties. Hierbij zien we een automatisatieprobleem. Het kind blijft fouten maken ook al wordt er thuis elke dag geoefend. De tafels worden telkens weer ‘vergeten’. De splitsingen geraken maar niet gekend. Getallen worden omgekeerd. De technieken van hoofdrekenen zijn zo moeilijk. Heel vaak tellen de kinderen nog op hun vingers of het aantal bakstenen op de muur. Ze rekenen cijferend omdat ze voelen dat hun basis onvoldoende is.
Omdat elk kind anders is, kunnen we geen standaardtherapie voorstellen. Alles hangt af van: de aard en de ernst van het probleem, de sterke en zwakke kanten van het kind, het bestaan van andere problemen (bv. concentratieproblemen, …) en het karakter van het kind zullen bepalen hoe de therapie van je kind er zal uitzien.
We hechten veel belang aan een goed contact met scholen waarbij we denken aan: zorgcoördinator, leerkrachten en CLB. De kinderen krijgen van ons een heen- en weerschriftje waarin de leerkracht de moeilijkheden kan noteren zodat wij daar kunnen op oefenen. Zo worden problemen onmiddellijk aangepakt en wordt een grotere achterstand vermeden. Bij een overleg of MDO zullen we steeds aanwezig zijn.

Stemstoornissen

Stemproblemen worden meestal veroorzaakt door verkeerd stemgebruik of stemmisbruik: schreeuwen, te luid spreken, te snel spreken, veelvuldig de stem vervormen (nabootsen van tv-figuren). Hierdoor kan heesheid of schorheid optreden. Als de problemen langer aanhouden kan er een afwijking aan de stembanden ontstaan in de vorm van bijvoorbeeld stembandknobbeltjes. Daarom is het belangrijk om bij aanhoudende stemklachten actie te ondernemen. Er worden adviezen gegeven en er wordt gewerkt aan een beter stemgebruik. Bij kinderen wordt dit heel speels aangepakt.

In de loop van hun loopbaan krijgen beroepssprekers (zoals leerkrachten) ook vaak te maken met stemstoornissen. Dit kan een gevolg zijn een overbelasting of een verkeerd gebruik van de stem. De logopedist bouwt het foutieve stemgedrag af en leert het juiste stemgedrag weer aan.

Stotteren

Stotteren is niet-vloeiend spreken. Daardoor gaat men woorden of woorddelen herhalen, verlengen of blokkeren. Veel jonge kinderen hebben een periode van niet-vloeiend spreken. Het is heel normaal dat een kind wel eens woorden herhaalt en meestal verdwijnen deze onregelmatigheden als het kind de taal steeds beter gaat beheersen. Het kan zich echter ook ontwikkelen tot stotteren. Naarmate de stoornis ernstiger wordt, treden secundaire gedragingen op. We zien dan bijvoorbeeld negatieve emotionele en cognitieve reacties waardoor spreekangst opduikt. Vroegtijdig ingrijpen is cruciaal om stotteren niet te laten evolueren tot een handicap. Aanvankelijk kan indirecte therapie worden ingeschakeld. Daarbij worden adviezen gegeven om met de onvloeiendheden om te gaan. Er kan ook gestart worden met directe behandeling.
Directe therapie wordt bij ons niet gegeven voor stotteren, maar we zoeken wel samen naar een collega die kan overgaan tot behandeling.